Schema
Vaak maakt een tekening heel eenvoudig heel veel duidelijk. In de wereld van electronica werkt men veel met tekeningen om aan te geven hoe de onderling met elkaar zijn verbonden. Dit hoeft helemaal niet overeen te komen met de werkelijkheid. Het kan gemakkelijk voorkomen dat 2 onderdelen even groot worden afgebeeld terwijl er in werkelijk wel een groot verschil in de maat zit. De schema's zijn dan ook bedoeld om de logische structuur van de aansluitingen aan te geven.
In het figuur hieronder zie je een eerste schema van een project.

In dit schema is een lampje (LED) aangesloten op het Arduino bordje. We gaan de onderdelen bekijken:
- Allereerst zien we het grote blauw ding onderin, onze bekende Arduino UNO. Dat is deArduinocomputer, waarop ons programma zal komen.
- Erboven staat een groot grijs blok met allemaal puntjes, dat is het breadboard.
- Op het breadboard zie je een rood ding. Dat is een lampje. Net als overal in huis merk je dat ouderwetse gloeilampjes overal worden vervangen door een LEDs. Een LED is dus een soort lampje.
- Onder de LED zie je een bruin ding met streepjes erop. Dat is een weerstand.
- Een korte rode lijn, dit is een electriciteitskabel
- Een langere groene lijn, ook dit is een electriciteitskabel
Dat zijn al de onderdelen die we hebben.
Stroomkring
Als je ooit wel eens een glas water over je broek hebt gegooid, dan weet je dat water van hoog naar laag loopt, maar niet terug.
Electrische stroom loopt ook van plus naar min. Altijd in een cirkeltje. Is er geen cirkel dan loopt er geen stroom. En net zoals water van hoog naar laag loopt, zo loopt stroom van de plus door het schema naar de min. De plus noemen we de plus pool. En de min de min pool.
In het schema hieronder loopt er stroom uit de batterij via de plus, door de rode kabel naar de lamp. Uit de lamp loopt de stroom dan via de blauwe kkabel terug naar de min van de batterij. We hebben een stroomkring. De lamp zal gaan branden.

In ons geval zal de Arduino nu voor de stroom zorgen. Het lampje is vervangen door een LED. Doordat we een LED gebruiken moeten we ook een weerstand toevoegen (omdat we anders de LED opblazen). Maar het principe van de stroomkring is het hetzelfde.

We sluiten de plus draad aan op de digitale 2 pin poort in de Arduino. De andere kant verbinden we met de weerstand. De andere poot van de weerstand verbinden we met lange poot (+ PLUS) van de LED. De korte poot is de min (- MIN). Vanuit de korte poot trekken we een kabel naar de Arduino. De weerstand hefet geen plus/min kant. We kunnen deze aansluiten zoals we willen.
Half klaar
Het lijkt alsof we nu alles uit het schema hebben behandeld. Dat is echter niet het geval. Er zijn een paar dingen die ik nog even onder de aandacht wil brengen.

Hierboven zijn we ingezoomed op de aansluitingpunten van de Arduino. In Arduino termen heten dit pins. Op iedere pint kan een kabel worden aangesloten. Op deze Arduino is de rode kabel verbonden met pin nummer twee (2). In onze code hebben we acties gedaan naar pin 2.

Hier zien we een klein stukje van het breadboard. Daar lijkt op het eerste gezicht niets bijzonders mee aan de hand. Dat is echter wel. Alle aansluitingen (pins) op het breadbord die zo bij elkaar zitten zijn (in het board) met elkaar verbonden. Dus alle pins in kolom 57 zijn gekoppeld aan elkaar. Als we stroom zetten op de bovenste pin, dan zal dat in alle pins eronder kunnen worden gebruikt. Op deze Arduino is de rode kabel verbonden met pin nummer twee (2). In onze code hebben we acties gedaan naar pin 2.

Bij deze weerstand gebruiken we dat. Het rechterpootje van de weerstand is op het breadbord verbonden met de groene kabel. Vanuit de groene kabel kan dus stroom lopen naar de weerstand. Vanuit de weerstand kan de stroom dan (links eruit) lopen naar die rij vertikale pins. Daarop zit het rechter voetje van de LED aangesloten. Die is dus ook verbonden.
Het linkervoetje van de LED is via die vertikale kolom verbonden met de rode kabel.

Hier een detail opname van de LED. Je ziet hierbij als je goed kijkt dat de LED niet alleen een rood bolletje is. Je ziet dat het kapje aan een kant uitsteekt. En ook dat aan die kant het pootje een zig/zag heeft. Dat is altijd de plus kant van de LED. Een gloeilamp kun je willekeurig aan de plus of min aansluiten. Bij een LED kan dat niet. De plus moet aan de plus en de min moet aan de min. Doe je dat niet, dan zal de LED niet branden. En nogmaals, Bij LEDs moet je opletten dat deze nooit mogen worden aangesloten zonder weerstand, dan klappen ze meteen kapot.

Hier zien we twee kabels, een rode en een witte. In Schema's gebruiken we graag verschillende kleuren, omdat het dan gemakkelijk is om het schema te lezen. Het is niet nodig of verplicht om die kleuren ook daadwerkelijk te gebruiken. Hier zie je dat de rode en blauwe kabels elkaar kruizen. Dat wil niet zeggen (nadrukkelijk NIET) dat de kabel elkaar daar raken. Ze gaan boven / onder of voor / achter elkaar langs. Als er wel een verbinding is, dan moet dat zeer nadrukkelijk (met een breadbord) worden aangegeven.
